Reuring in de wetenschap. Een
speekseluitstrijkje zou redelijk succesvol de mannelijke seksuele
geaardheid hebben voorspeld. Was het homogen gevonden ?! De Britse Metro vroeg
zich het de volgende ochtend 'voorzichtig' af – op de voorpagina in
rode kapitalen. De krant was slechts een van de vele schapen op de
dam. Met lede ogen zagen wetenschappers de gretigheid en onzorgvuldigheid van
de media aan. Want wat was er nu precies aangetoond ?!
De jaarlijkse bijeenkomst van de
American Society of Human Genetics (ASHG), donderdag 8
oktober. Postdoctoraal onderzoeker
Tuck Ngun presenteert
namens de Universiteit van Californië de resultaten van 'n kleinschalig
onderzoek naar (epi)genetische verschillen in het dna-materiaal van
mannelijke homo- en heteroseksuelen. Een epigenetische verandering in het dna
houdt in dat 'de volgorde' van de dna-opbouw hetzelfde blijft, maar
de werking van het gen alsnog verandert door invloed van buitenaf.
De organisatie van de ASHG stuurde na de presentatie
een persbericht de wereld in:
Epigenetic Algorithm Accurately Predicts Male Sexual Orientation. Daarin
valt te lezen: "Een algoritme dat bestaat uit epigenetische informatie
afkomstig uit negen gebieden in een menselijke genoom, kan de seksuele
oriëntatie van mannen voorspellen met een nauwkeurigheid van 70 procent".
Er is niet veel voor nodig om de aandacht van de pers te
trekken
Het Amerikaanse Nature News schreef als
eerste medium
over het nieuwtje, op basis van
een samenvatting van
het onderzoek dat was uitgedeeld bij de presentatie. Niet veel later
volgen Los Angeles Times, The Daily Mail en op vrijdag plaatst
het gratis dagblad Metro het nieuws met vraagteken op de
voorpagina. Een schoolvoorbeeld van het journalistieke
doorfluisterspelletje waarin niet zelden wetenschappelijke nuance
verdwijnt.
Wielklem
Wat had
Tuck Ngun nu eigenlijk aangetoond ?! Het gehele onderzoek is nog
niet gepubliceerd in een wetenschappelijk blad, maar over de resultaten en
methodiek viel te lezen in de eerdergenoemde samenvatting.
Even de
droge materie
Ngun en collega's onderzochten 37 paren van eeneiige
(mannelijke) tweelingen waarvan een heteroseksueel en een homoseksueel, en ze
onderzochten 10 tweelingen waarvan beiden homoseksueel. Het voordeel van
een identieke tweeling: ze bezitten dezelfde genen, ofwel hetzelfde genoom
(alle erfelijke data van een organisme). Zou homoseksualiteit overerfelijk
zijn, dan zit het bewijs 'm in het genetisch pakket van tweelingen. Of beter
gezegd: in de verschillen die daarin worden aangetroffen.
Er werd gekeken naar 140.000 gebieden in de genomen van
de tweelingen, in het specifiek werd er gezocht naar dna-methylisatie: een
proces waarbij een methylgroep aan het dna wordt geplakt met als gevolg
dat een deel van het dna wordt geïnactiveerd. Een genetische verandering.
Met andere woorden: het dna zelf verandert niet, maar wel de
werking. Zie het gen als een auto en de methylgroep als wielklem. De auto
verandert niet, maar hij komt niet meer vooruit.
Uit de vondst selecteerden de onderzoekers de meest
interessante plekken waar dna-methylisatie werd aangetroffen (6.000), op
basis waarvan een computermodel werd opgesteld. Aan de hand van dat model zou
de seksuele geaardheid al dan niet succesvol voorspeld kunnen worden.
"In 67 procent van de gevallen wist het model de seksuele
oriëntatie van de tweelingbroers juist te voorspellen", aldus
Tuck Ngun.
Onweerstaanbaar
In het wetenschappelijke veld is veel kritiek geleverd op de methode.
Een grote zwakte zou de afwezigheid van een grote, aparte controlegroep
zijn, merkte moleculair
bioloog Henk Stunnenberg ruim een week geleden op
in de Volkskrant. Ngun
testte zijn model op dezelfde mannen op basis van wier dna hij het
programma ontwikkelde. Hij zegt: "Epigenetische voorspellingen bij embryo's
hangen van veel te veel factoren af".
John Greally van het Albert Einstein College of
Medicine uitte sterke kritiek in
een persoonlijke blogpost. Negen gebieden in dna-materiaal, nog geen 100
personen – het onderzoek zou 'underpowered' zijn (er zijn te weinig
proefpersonen om de conclusie te trekken).
Journalist Ed Yong van het Amerikaanse tijdschrift The
Atlantic, aanwezig bij de presentatie, omschreef
het onderzoek als 'fatally weak'. Het zou bovendien de indruk wekken dat er een
oorzakelijk verband is tussen die epigenetische kenmerken en seksuele
oriëntatie. Er zou voor-alsnog alleen samenhang zijn geconstateerd. Cum hoc
ergo propter hoc.
Ngun verdedigde de aantijgingen weer
op zijn eigen blog, en geeft
tegelijkertijd toe dat de studie kleinschalig is gebleven door een gebrek aan
financiering. Er is niet veel voor nodig om de aandacht van de pers te
trekken.
Een columnist van de New York Times merkte op
Twitter op dat het nieuws te
onweerstaanbaar was voor de ASHG om er niets mee te doen, en impliceert daarmee dat
persbericht van de organisatie een onverantwoordelijke zet was. Maar goed,
je trekt natuurlijk geen aandacht met het twijfelachtige bericht: "Er
bestaat een kans dat seksuele oriëntatie en epigenetische kenmerken
samenhangen".
Als
Tuck Ngun iets heeft aangetoond met zijn onderzoek, dan is
het dat de zoektocht naar het homogen een verwoede is. Even was het
higgsdeeltje van de epigenetica gevonden.
Zie ook: Tumult over genetische 'Homotest' bij tweelingen / Ophef over genetische 'Homotest'
bronnen: HP·DeTijd.nl – Kevin van Vliet / Twitter.com